Schaepman – Lintje

Een column van het pseudoniem Schaepman.Op een of andere manier raakt het mij. Een kort bezoekje aan verpleeghuis Het Meulenbeld in Tubbergen. Ik moest er langs om periodiek bloed te prikken en bleef er, net iets te lang, hangen. Niet voor de maaltijd, niet om de sfeer, niet om de gezelligheid, nee, ik bleef er hangen omdat er voor mijn ogen zich een tafereel afspeelde in groteske vormen wat mij deed terugverlangen naar mijn jeugdjaren, juist omdat er veel mensen voorbij kwamen die in die tijd een grote rol vervulden. Ik maakte er kennis en weliswaar vernieuwd, maar ik maakte er dus hernieuwd kennis met Jo Oude Kotte, in de volksmond Jodeljo. Een naam die hij heeft overgehouden aan zijn voorliefde voor Tiroler groene of bruine corduroy broeken die hij altijd droeg. Waarschijnlijk na een weekje Ahrtal, Oostenrijk of Dinkelsbuhl. Alleen de wandelstok met van die kleurige plaatjes van elke wandelroute ontbrak immer aan zijn oktoberfestuitrusting. En al mijmerend dacht ik, Oude Kotte delicatessen… Jodeljo… en in het enigszins mistige van mijn gedachten keer ik terug… terug naar de jaren 80, terug naar de Grotestraat. Ongeveer op de plek van de ingang van het huidige Tuunte. Het kleinburgelijke, maar ook het gezellige, warme wat Tubbergen typeerde. En daar hoor ik weer de deurbel de delicatessenzaak, van de iets te vaak overgeschilderde deur waarbij een klein belletje bovenaan het bezoek aankondigde van een nieuwe klant. En een klant, in welke vorm dan ook, hoe groot of klein de boodschappen ook waren, was voor Jo altijd aanleiding om te vragen: “He-j ok nog eff’n tied veur mie? Ik kan oe hulp wa eff’n broek’n?” En wanneer je dan zei, “Joa Jo, het kan wa eff’n”, zei hij, met zijn Tiroler broek, zijn blokjesblouse en zijn grijze kniekousen: “Gelukkig, bedaankt, da’k nig alleen koffie hoof te dreenken.” Waarna je vervolgens aan een tot oudbruin getransformeerd grenen tafeltje met krukjes kwam te zitten met de geur van gebrande noten, glühwein en gezelligheid. Om dan op geweldige wijze te praten over alle zaken die in het dorp speelden, die langs kwamen, de zorgen, de leu, de gekke dingen… “Hej het a heurt?” Zijn rol als brandweerman, zijn taak als voorzitter van de ondernemers, lid van de kamer van koophandel, vertrouwensman voor ondernemers en klanten maar bovenal als man die met boven Tubbergse wijsheid en helicopterview naar een dorp als Tubbergen keek en vanuit die blik handelde. Die vanuit zijn denken en doen de ondernemers verbond en alle leden liet inzien dat het gezamenlijk belang ook het eigen belang kon dienen, zonder naar zijn eigen winkeltje te kijken. Die als één van de kartrekkers gold voor de geweldige feestweken die we mochten meemaken. Met paalzitten, met wandelmarathons, met knuppelhangen bie Adje, met siepeltekens die eigenhandig door Johan Groothuis met zijn nieuwe Black en Decker decoupeerzaag uit gescharreld resthout waren gezaagd. Met evenementen als voetbalwedstrijden tussen de brandweer en de ondernemers, de veilingen van alle oude zooi die iedereen maar in huis had maar waar honderden mensen op af kwamen. En waarbij elke ondernemer zijn rol had. Jan Eppink die de kastjes optilde bij de boedelveiling, Richard Derksen als grote ster van het voetbalteam, ome Bertus als organisator van de viswedstrijden. Alles en iedereen deed dus mee, zonder pretenties, zonder naar zichzelf te kijken maar in het grotere belang. Dus een man, een voorzitter, met het vermogen om alles en iedereen aan elkaar te verbinden en daardoor zorgde dat een klein dorp als Tubbergen zich verbonden met elkaar, saamhorig en af en toe groot kon voelen. En naast al deze taken hij zich en passant nog even inzette bij brand en ongelukken, Tubbergen vertegenwoordigde, beschermde en verdedigde in het Twentse zakengeweld als lid van de kamer van koophandel, vertegenwoordiger naar de provincie en… en… die ik nu zie… op het Meulenbeld, enigzins verward, onzeker, soms bozig, lief, maar vooral kwetsbaar. Die ik eigenlijk wil bedanken voor alles wat hij voor Tubbergen deed maar waarbij het niet meer helemaal helder overkomt omdat de mist in zijn denken door ouderdom dichter is geworden, en je nu zo ziet, zo kwetsbaar. Dus… beste Mervin, mag deze man… zou het niet echt tijd worden? Nu het nog kan? Nu hij er nog is? Na alles wat hij heeft gedaan… niet één jaar, niet vijf jaar, maar tientallen jaren, mag deze man, alstublieft, de komende lintjesregen, naast Truus van de koffiekantine en Harry de fazantenfokker, mag deze eens groot man, die nu zo klein en kwetsbaar is, alstublieft… een lintje?

Aanmelden nieuwsbrief
Cookieinstellingen